Interactief voorlezen voor peuters: een belangrijke vaardigheid om bij te dragen aan de taalontwikkeling van kinderen. In mijn periode bij de Voorleesexpress – een initiatief van de bibliotheek – heb ik veel ervaring opgedaan als voorlezer, en nu weet ik wat wel en niet werkt. Hier vind je een uitleg en 53 voorleestips voor iedere fase van een verhaal. Lees verder voor deze tips over het voorlezen voor (jonge) kinderen.
Inhoud van deze pagina:
Interactief voorlezen in de praktijk: alle 53 tips om nu te proberen met peuters
Deel 1 – Als je niet voor je eigen kind voorleest, bijvoorbeeld voor een buitenlands gezin
- Na verloop van tijd moet je steeds minder boeken meenemen zodat de ouders steeds meer zelfstandig boeken bij de bibliotheek halen, totdat ze het helemaal doen.
- Moedig de ouders van je voorleeskind aan om boeken te lenen.
- Laat de ouders meedoen met voorlezen, op welke manier dan ook.
- Vraag de ouders of er al voorgelezen wordt. Wat vindt het kind leuk?
- Ouders doen altijd mee.
- Het boek sluit aan bij de interesses van het kind. Vraag de interesses aan de ouders.
- Laat de boeken zien aan de ouders.
Deel 2 – Leid het boek in
- Het boek zit nog in de tas. Laat de kinderen raden waar het boek over gaat. Bijvoorbeeld: het gaat over een dier…, het dier heeft 4 poten…, het dier roept miauw.
‘Hokus Pokus Pilatus Pas… ik wou dat er een boek van een kat zat in de tas…' Laat het kind het boek er dan uit halen. - Neem meerdere boeken mee en laat het kind kiezen.
- Kaft én titel bespreken. ‘Wat denk je dat er gaat gebeuren, waar denk je dat het verhaal over zal gaan?
Nou, zullen we gaan kijken?' - Wat weet je al over {dit onderwerp}?
- Luid een luistervraag in: ‘Zo meteen in het boek komen 3 ballen voor, welke kleuren zijn ze? Goed opletten!'
- Start zo snel mogelijk, vooral bij een drukke groep.
Deel 3 – Weet de fijne kneepjes van het voorlezen
- Laat het kind het boek kiezen.
- Kijk het kind regelmatig aan tijdens het voorlezen.
- Laat het kind meekijken in het boek.
- Meedoen, bijvoorbeeld brullen als de hoofdpersoon dat ook doet.
- Gebaren en uitbeelden.
- Verschillende stemmetjes gebruiken. Goed voorbeeld zijn de stemmen van Sesamstraat.
- Laat het kind ook voorlezen voor jou.
- Luisterrespons: niet meteen verbaal reageren op een opmerking. Bijvoorbeeld alleen wenkbrauwen optrekken, ‘mmmm, oh?’
- Kartonnen boekje maken met de naam van het kind erop: “We gaan ons eigen verhaal maken! Ga jij tekenen? Dan schrijf ik.”
- EUREKA-truc: spontane ingeving: “Welk liedje gaan we doen?” “O, ik heb een heel goed idee jongens: laten we …” “Kennen jullie dat al?”
- Laat kinderen zitten als je iets uitlegt.
Deel 4 – Stel vragen
- Aanwijsvragen: kun je de bal aanwijzen?
- Tel-vragen: hoeveel ballen zijn er?
- Ja/nee vragen: staat de leeuw op de tafel?
- Wie/wat-vragen: Wie schiet het balletje weg? Naar wie wil de leeuw toe gaan?
- Waarom/hoe?: Waarom wil de leeuw dat zo graag? Hoe gaat de leeuw dat doen?
- Tegendeel-vragen: de bal ligt toch in het kommetje (in werkelijkheid ligt de bal ergens anders)?
- Praat over het hoofdprobleem in het verhaal: “Hoe wordt dat opgelost?” En stel er andere vragen over.
- “En hoe doen pinguïns?”
- Stel vragen over emoties: “Hoe denk je dat kleine beer zich voelt?” “En wat is ie? Hij is een beetje verdrietig! (nadoen met tranen)”
“Dan weet je vast ook hoe zij zich voelt.” - Verwachtingsvol aankijken bij een vraag; wat zou er gaan gebeuren denk je?
- Improviseer ook wat vragen.
- Voorspellingen: wat gaat er nu gebeuren denk je?
- Wat zou jij doen als je verdwaald was?
Deel 5 – Leg moeilijke kernwoorden uit
- Uitleggen of vragen stellen over wat woorden betekenen (“Ik weet het niet, weet jij het?”).
- Vragen stellen over persoonlijke ervaringen met dat woord. Bijvoorbeeld: het woord is gluren. “Heb jij al eens gegluurd?”
- Uitbeelden, bijvoorbeeld werkwoorden, zoals gluren, en emoties. Doe het desnoods eerst voor, en het kind mag meedoen.
- Ervaren.
- Afbeelding laten zien.
- Erover praten.
- Tekenen.
- Horen.
- Iets aan aan iemand anders leren: laten navertellen. Dit is bovendien een waardevolle vaardigheid voor later.
- Soms hoef je niet bij ieder word stil te staan en kun je gewoon parafraseren en doorgaan.
- Emoties kunnen voor verlegenheid zorgen. De oplossing: in de derde persoon over gevoelens praten: ‘Het hondje is verliefd. Wat voelt hij dan?'
Deel 6 – Afsluiten
- Altijd napraten: Is het begrepen? Koppelen aan eigen ervaringen.
- Laat het kind het verhaal navertellen of samenvatten.
- Laat het kind stickers verdienen voor iedere voorleesbeurt.
- Creatieve verwerking: liedje, verhaal naspelen, kleurplaat, spel, tekenen of taalspelletje.
Dat was de checklist met voorleestips – Waarom is voorlezen zo belangrijk?
Als je wil dat je kinderen intelligent zijn, lees ze dan sprookjes voor. Als je wil dat ze briljant zijn, lees ze dan meer sprookjes voor.
– Albert Einstein
- Met jonge kinderen lezen, bevordert hun ontwikkeling van het brein.
- Het geeft het kind alvast een voorsprong.
- Het verdiept de band tussen het kind en de volwassene.
- Voorlezen geeft het kind meer zelfvertrouwen.
- Voorlezen is handig voor het naar bed gaan.
- Door voor te lezen, wordt de verbeeldingskracht van het kind gestimuleerd.
- Voorlezen geeft het kind een groter taalinzicht.
- Een jonge lezer, leest later ook meer!
- Het geeft veel plezier om samen te lezen.
- Je laat zien dat je een rolmodel bent.
Meer over interactief voorlezen (Artikel & Boekentip!)
Dit was het artikel met checklist voor het interactief voorlezen. Kijk ook eens bij het uitgebreide artikel over metaforen om je voorlees-vaardigheden naar een compleet ander niveau te brengen. Daarnaast hebben we een andere aanrader: het praktijk-gerichte boek Interactief Voorlezen (via Bol.com) helpt je eenvoudig op weg met voorlezen.