Het metamodel zorgt ervoor dat je nooit meer ruis hebt in je communicatie. Dit artikel bevat alle metamodel-vragen waarmee je wollige taal verheldert, nieuwe mogelijkheden creëert óf ontdekt dat iemand geen idee heeft waar hij over praat (bullshit detector). Leer in dit artikel het complete metamodel!
Gebruikte bronnen: mijn leraren van Vidarte.
Inhoud van deze pagina:
Voor we met het metamodel beginnen: lees eerst eens onderstaand verhaal…
Verhaal:
Een zakenman was klaar en het licht werd uitgedaan in de winkel, waarna er een man verscheen en geld eiste. De man opende de kassa, de inhoud van de kassa werd eruit gehaald en de man ging er snel vandoor. Een medewerker van de politie werd snel ingelicht.
– Jan Prince
Beantwoord nu de volgende vragen over bovenstaand verhaal, en laat ook andere mensen deze vragen beantwoorden:
Waar of niet waar?
- Een man verscheen nadat de eigenaar het licht van de winkel had uitgedaan.
- De eigenaar van de winkel was op dat moment niet aanwezig in de winkel.
- De overvaller was een man.
- De overvaller eiste geld.
- Er is geen sprake van een overvaller.
- De man die er snel vandoor ging is dezelfde man die de inhoud van de kassa leeghaalde.
- De politie is gecontacteerd als standaard beveiligingsprocedure aan het eind van iedere dag.
Vergelijk je antwoorden. Dit leek op een heel duidelijk verhaal. We hadden ook allemaal een goed beeld van het verhaal, van wat er gebeurde. En toch had iedereen een ander beeld in zijn hoofd als je de antwoorden naast elkaar legt.
Weten we bij vraag 1 of de eigenaar dezelfde persoon is als de zakenman of dat het misschien wel twee verschillende personen zijn? Weten we bij vraag 4 of de overvaller geld eiste? Niet per se. Was er überhaupt sprake van een benarde situatie of werd gewoon de kas meegemaakt als standaardprocedure?
Conclusie: na een vergadering kan men denken dat iedereen het eens is met elkaar en dat iedereen elkaar begrepen heeft, maar als de woorden niet duidelijk en specifiek zijn, kun je de vergadering verlaten met het gevoel dat alles koek en ei is, maar een week later kan het slecht uitpakken.
Het metamodel toepassen betekent: ‘kleine chunks’ maken, oftewel specifieker worden. Met grote chunks krijg je bovenstaand verhaal van de zakenman…
Het metamodel zorgt voor transparantie en verwijdert ruis in communicatie
Denk eens aan een aantal meesterbeïnvloeders, fictieve of echte. Wat gebruiken ze allemaal waardoor ze zo invloedrijk zijn? Ze verkrijgen zoveel mogelijk informatie! Informatie = invloed. Daarnaast geven ze zelf geen informatie weg doordat ze zelf vage taal (‘Milton-taal') gebruiken.
Het metamodel is de remedie voor generalisaties, vervormingen en weglatingen, wat in de universiteiten als ‘ruis in de communicatie' wordt aangeleerd. Gebruik het metamodel om uit impasses te raken, nieuwe inzichten te krijgen, met argumenten te komen, manipulatieve mensen te ontmantelen en om problemen en belemmerende gedachten in een nieuw perspectief te zetten. Zo schud je iemands wereldmodel op. Je creëert nieuwe keuzes en mogelijkheden doordat je de ander (en jezelf) toegang geeft tot de informatie die mist in de verbale expressie. Op die manier schep je duidelijkheid.
Je vraagt je dus af: wat is de beleving achter de woorden? De dieptestructuur, zoals weergegeven in het NLP-communicatiemodel, kun je zo naar de oppervlaktestructuur communiceren.
Een schip kan zinken als gevolg van de verborgen dieptestructuur van een ijsberg. Het is namelijk niet inzichtelijk.
Dit is bijvoorbeeld belangrijk in de zakenwereld, waar absolute transparantie over de financiën moet bestaan om er niet aan ten onder te gaan.
De oplossing is het metamodel: informatie naar de oppervlakte brengen. Hoe specifieker, hoe minder krachtig en hoe zichtbaarder het valse bewijs wordt! Je kunt de informatie daarna ontleden, analyseren en daarna kun je veranderingen aanbrengen. Dat kun je dus doen bij je beperkende gedachten. Zet ze in een ander perspectief en ontmantel ze.
Het metamodel kun je zien als een omdenk-techniek: je blaast het vermogen weg van iemand om zijn probleem te hebben. Het is een erg nuttig hulpmiddel in alle situaties in je leven waarbij je met andere mensen communiceert, met uitzondering van sociale aangelegenheden, zoals feestjes…
Meer mogelijke effecten van het metamodel
- Meer informatie verzamelen.
- Meer duidelijkheid scheppen.
- Wanneer iemand zijn (beperkende) wereldmodel als absolute waarheid ziet, zou je dat kunnen ‘opschudden'. Dat is zinvol bij coaching.
- Communiceren zonder misinterpretaties. Met chirurgische precieze erachter komen wat iemand werkelijk bedoelt.
- Beter contact maken.
- Kritisch nadenken (over je eigen wereldmodel).
- Andermans bullshit doorzien: kritisch nadenken over de communicatie van de ander.
Metamodel-vragen die je kunt stellen: laten we beginnen met de light-modellen
De intentie van de light-modellen van het metamodel is dat je jezelf de vraag stelt: ‘Welke vraag heeft het meeste effect?' Hierdoor word je geen ‘metamonster'. Laten we deze light-modellen ontdekken.
Meta model ultra light #1: Een ‘loop' van de twee belangrijkste metamodel-vragen
Deze vragen zijn, in de gegeven volgorde, op bijna alle vaagheden van toepassing:
- ‘Hoe weet je dat…?' ‘Hoe weet je iets?'
- Eventueel: ‘Weet je dat zeker?'
- ‘Wat zorgt ervoor dat (dat gebeurt)…? / Wat wordt gedaan zodat dat gebeurt? / Op welke manier (werkt dat)?' Hoe ga je dat bewijzen, dat het zo is (zintuiglijk waarneembaar)?
Vraag 1, 2 en 3 kun je eindeloos blijven herhalen over hetzelfde onderwerp. Heb je vraag 3 gesteld, begin dan weer bij vraag 1. Blijf daarbij gebruikmaken van taalverzachters.
Meta model ultra light #2: The Verbal Package
Deze verkorte versie van het metamodel is ideaal voor vergaderingen in organisaties.
Stap 1: Maak het kader, het doel en de intentie helder.
- Bepaal het kader van het gesprek. Bijvoorbeeld:' De vergadering gaat 2 uur duren waarbij iedereen input geeft. Dit gesprek is ervoor bedoeld om meer ideeën te bedenken over onze marktpenetratie-strategie.'
- Bepaal de intentie van het gesprek: ‘We voeren dit gesprek zodat we effectiever aan expansie kunnen doen.' Het bijzondere aan deze vraag is dat het eigenlijk een upchunk-vraag is, en geen downchunk-vraag in de geest van het metamodel. Tóch is het een welkome toevoeging om communicatie te verhelderen en preciezer te maken.
Stap 2: gebruik het woordje ‘specifiek/precies' om de specifieke taken duidelijk te hebben.
- Bij zelfstandig naamwoorden: om wie/wat/welke gaat het precies/specifiek?
- Bij werkwoorden: hoe/wanneer/waar/met wie precies/specifiek?
- Denk steeds aan de consequenties: wat zou er gebeuren als je dat wel/niet zou doen?
- Daag generalisaties uit: zijn er ook uitzonderingen?
Stap 3: parafraseer sommige zinnen eventueel om zeker te weten dat iedereen hetzelfde heeft bedoeld en begrepen. Blijf ondertussen de anderen kalibreren om zeker te weten of het klopt en congruent is.
Meta model ultra light #3: gewoon downchunken, dus naar voorbeelden vragen
Je denkt er enkel aan om te gaan downchuncken qua logische niveaus: ‘Welke onderdelen gaan niet goed in je studie?' ‘Geef me een voorbeeld.'
- “Ik wil in mijn eigen kracht komen te staan.” “Waar blijkt dat dan uit?”
- “Wat kan ik doen als ik stress ervaar?” “Iedereen heeft een verschillende definitie van stress. Dus wat is stress (voor jou)? Geef eens voorbeelden.”
Ook biedt het model van de cartesiaanse coördinaten inspiratie om naar voorbeelden te vragen:
- “Wat zijn voorbeelden van in je kracht staan?
- “En wanneer voel je dat je niet in je kracht staat, dus andersom?”
- “Heb je anderen wel eens in hun kracht zien staan? Hoe zag dat eruit?”
- “Heb je anderen wel eens niet in hun kracht zien staan? Hoe zag dat eruit?
Meta model ultra light #4: het ‘verboden waarom-woord'
Dit is een heel bijzonder ultra light-model: maak enkel gebruik van het woordje ‘waarom'? Het bijzondere is dat ‘waarom' niet (letterlijk) in het uitgebreide metamodel zit én ‘waarom' is eerder een manier om te upchunken dan een manier om te downchunken. Tóch kan het interessant zijn om hiermee te experimenteren: gebruik enkel het woordje ‘waarom?'
Bijvoorbeeld:
- Waarom deze religie?
- Waarom?
- Waarom?
- Waarom? Heb je er zelf voor gekozen of heb je het ooit een keer gehoord of heb je het van je ouders?
Zoals je ziet, ben je op deze manier bij de laatste vraag uit kunnen komen, wat de ‘bronloze vermelding'-vraag is uit het metamodel. Experimenteer hiermee en kijk bij welke metamodel-vraag jij kunt uitkomen dankzij het woordje ‘waarom'.
Vraag vijf keer ‘waarom' achter elkaar en je zal de kern van het probleem vinden.
– Sakichi Toyoda
Meta model ultra light #5: alleen het woordje ‘specifiek' gebruiken
Ook kun je het metamodel perfect toepassen door enkel gebruik te maken van het woordje ‘specifiek'. Bijvoorbeeld:
- Waar heb je het specifiek over?
- Wat specifiek?
- Wie specifiek?
- Hoe specifiek?
- Waar specifiek?
- Welke bron specifiek?
- Iets specifieker graag.
Meta model ultra light #6: de ander een'fatsoenlijke zin' laten maken
Wat zijn de kenmerken van een fatsoenlijke zin? Zo'n zin heeft:
- Een onderwerp
- Een lijdend voorwerp
- Een werkwoord
- Eventueel een meewerkend voorwerp
Het enige waar jij op hoeft te letten, is dat de ander al deze elementen gebruikt in zijn of haar zin. Op die manier heb je de grootste kans op miscommunicatie al verhinderd.
Voorbeeld 1:
Het ontbreekt hier aan communicatie.
‘Wie communiceert wat niet aan wie?’
Voorbeeld 2:
Er is eindelijk groei.
‘Sorry, maar als aandeelhouder heb ik het recht om te weten wat precies groeit, welke handelingen gedaan zijn en met wie dat gedaan is.’
Meta model ultra light #7: ‘Wat bedoel je hiermee?'
Laten we meteen naar een voorbeeld kijken. ‘Ik zou wel meer vrijheid willen hebben.' Prachtig, en wat bedoel je hiermee? Wat bedoel je met meer vrijheid? Maak het eens concreet. Betekent het dat je drie dagen weekend wilt hebben, of dat je alleen nog maar halve dagen wilt hebben, of dat je een sabbatical van een jaar wilt hebben, of dat je 50.000 euro per maand kunt pinnen? Is dat wat je wilt?
Het metamodel in de diepte: Alle vragen…
Weglatingen
Weglating: Nominalisatie
Het ontbreekt hier aan communicatie.
Er is nu frustratie in de ruimte.
Er is veel kennis aanwezig.
Ontmantelen door:
- Wie communiceert niet?
- Wie communiceert wat niet aan wie?
- Wat hebben die personen gedaan of niet gedaan waardoor het aan communicatie ontbreekt?
- Hoe zou je wel willen communiceren?
- Wie frustreert wie in deze kamer, en hoe?
- Wat doet hij dan?
- Hoe doet hij dat dan?
- Wie kent wat precies?
- Wat voor acties zouden ondernomen moeten worden voor betere communicatie?
Eerder werden nominalisaties, een van de belangrijkste bouwblokken van een bemoediging, al aangehaald. Vage termen als verandering, creativiteit en (slechte) behandeling zijn nominalisaties. Stel daartoe de volgende metamodel-vragen om er weer een proces van te maken en het weer in beweging te zetten:
- Wat specifiek wordt er gedaan?
- Wie doet het (t.o.v. wie)? Stel deze vraag het liefst als eerste!
- Hoe?
Voorbeelden:
“Er is frustratie in de kamer.”
Voeg er acteurs aan toe (wie ‘doet' die frustratie?) en maak er een werkwoord van (frustratie wordt frustreren) voor meer info: “Wie frustreert wie en hoe?”
“Ik zit in een slechte financiële situatie.”
“Wie doet wat op welke manier om de situatie slecht te maken?” “Wat versta je onder slechte situatie?”
“Het gaat slecht met mijn persoonlijke relaties.”
“Ik vraag me af, wat gaat er precies fout?”
“Sinds ik veranderd ben zijn mijn oude vrienden negatief.”
“Wie precies?”
“Een vriendin… O, dat is er eigenlijk maar eentje.”
“Hoe specifiek gaat het fout?”
(…)
“Welk stuk daarvan is specifiek een probleem?”
Weglating: Ongespecificeerd werkwoord (Unspecified verb)
Jij geeft niks om me.
De markt wordt verzadigd.
Ik wil niet dat je de auto gebruikt vanavond.
Ajax heeft zich niet ruimhartig opgesteld ten opzichte van de familie Nouri. Ze hebben niet ruimhartig gehandeld.
Ontmantelen door:
- Wat heb ik specifiek gedaan?
- Wat doe ik specifiek – welke handelingen doe ik – waardoor ik niks om je zou geven?
- Hoe heb ik dat gedaan?
- Hoe specifiek?
- Hoe specifiek geef ik niks om je?
- Door wat, wie en op welke manier wordt de markt verzadigd?
- Op welke manier is het een probleem als ik de auto vanavond gebruik? “Omdat de remolie op is en ik niet wil dat de remmen kapot gaan voordat morgen de nieuwe olie arriveert.”
- Welke handelingen heeft Ajax specifiek wel en niet gedaan?
Weglating: Eenvoudige weglating
Ik voel me ongemakkelijk.
Ik doe raar.
Ontmantelen door:
- Waarover/Over wie voel je je ongemakkelijk?
- Waar, wanneer en tegen wie doe je raar?
Weglating: Weglating van een deel van een vergelijking (Comparative Deletion / Halve vergelijking / Vergelijkende weglating)
Huntelaar is de beste.
Het sales-team presteert niet goed.
Ik ben niet goed genoeg.
Het is beter om nu te stoppen.
Ontmantelen door:
- In vergelijking met wie of wat?
- Waarin is hij de beste?
- Herstel de volledige vergelijking: Beter dan wat?
Weglating: Ongespecificeerde zelfstandig naamwoorden (Unspecified nouns)
In bepaalde culturen zijn ze heel gewelddadig.
Mensen zijn niet te vertrouwen tegenwoordig.
Die mensen zijn verschrikkelijk.
Dingen zitten me tegen.
Het sales-team presteert niet goed.
Ontmantelen door:
- Over welke mensen hebben we het?
- Waar precies?
- Met wie?
- Voor wie?
- Wat/wie bedoel je specifiek?
- Over welk voorbeeld heb je het?
Weglating: Ontbrekende/ongespecificeerde referentie (Lack of referential index) (Verwijswoorden)
Zij luisteren niet naar mij.
Zij begrijpen me niet.
Er wordt geroddeld.
Het is erg moeilijk.
Ontmantelen door:
- Maak de referentie weer specifiek: Wie is ‘zij'?
- Wie luistert niet naar jou?
- Wie specifiek?
- Wie roddelt er met wie?
- Waar gaat het specifiek over?
- Welk specifiek gedeelte is erg moeilijk?
Generalisaties
Generalisatie: Universele alles-of-niks-uitspraken (Universal quantifyers)
Ze luistert nooit naar mij.
Ze respecteert mij niet (hier is de universal quantifyer ‘nooit' geïmpliceerd).
Dit is niet te leren (hier is de universal quantifyer ‘door niemand' geïmpliceerd).
Mensen / vrouwen / mannen zijn nou eenmaal zo.
Ontmantelen door:
- Te herhalen: “Iedereen? Altijd?”
- De absurditeit ervan herhalen: “Dus ze heeft haar hele leven naar nog geen enkel woord van jou geluisterd?”
- “Kan je een uitzondering noemen/geval waarin het goed ging? Is er iemand die wel naar je luisterde?”
- Herken patronen: altijd, nooit, iedereen…
Generalisatie: Modale operator van noodzaak
Ik moet werken.
Het is absoluut noodzakelijk dat dit gebeurt.
Het is vereist.
Ontmantelen door:
- “Waarom moet je dat nu doen?
- “Voor wie geldt deze regel?”
- “Volgens wie?”
- “Wat moet je specifiek doen?”
- “Wat stopt je?” Wat houdt je tegen? Wat belet je? Wat weerhoudt je ervan?
- “Is het in steen gebeiteld? Is het iets wat je moet of wat je wilt?”
- “Wat zou er gebeuren als je het niet deed (Bij nooit: “Wat zou er gebeuren als je het wel deed?”)?” Hierop kan je dieper ingaan. Bijvoorbeeld: “Dan zou ik geen geld verdienen” “Wat zou gebeuren als je geen geld verdiende?”
- “Wat is het allerergste wat kan gebeuren?”
Generalisatie: Modale operator van (on)mogelijkheid
Ik kan hem de waarheid niet vertellen.
- Wat zou er gebeuren als je dat wel deed?
- Wat zou er gebeuren als je het niet deed?
- Wat houdt je tegen?
- Wat maakt dat…/Hoe komt het dat…
Vervormingen
Vervorming: Lost performative (Bronloze vermelding/eeuwige waarheid)
De verantwoordelijkheid voor een mening – oftewel het ‘eigenaarschap' – wordt weggelaten. Hoe en door wie de evaluatie tot stand is gekomen, wordt weggelaten. Dit patroon wordt vaak gebruikt om iemand voor schut te zetten.
Het is hier gebruikelijk om beleefd te zijn.
Dat is verkeerd.
Dit is de juiste manier.
Het schijnt te gaan regenen vandaag.
Het is slecht om te oordelen.
Tomaten zijn slecht voor ons.
Ontmantelen door:
- “Wie zegt/vindt dat het slecht is om te oordelen?”
- “Volgens wie, en voor wie (geldt het)? Wie zegt dat?”
- “Wat vind je er zelf van?”
- “Denk jij dat het verkeerd is? Neem eigenaarschap over je uitspraak.”
- “Hoe weet je dat (verkeerd is)? Wie zegt dat? Hoe kom je erbij?”
- “Welk concreet bewijs heb je om deze overtuiging te onderbouwen?”
- “Wat is de bron?”
Vervorming: Gedachten lezen (Mind read)
Je mag mij niet.
Jij kunt niet tegen autoriteit.
Hij mag mij niet.
Ontmantelen door:
- “Hoe weet je dat?”
- “Waar stoel je dat op?”
- “Wat zorgt ervoor dat je zo denkt?” En dan verder verduidelijken.
- Wat nam je waar (zintuiglijk specifiek) dat ervoor zorgde dat je dat denkt? Waar leid je dat uit af?
- “Wat is de bron hiervan?”
Vervorming: Oorzaak en gevolg (A→B)
Je maakt mij verdrietig.
Je maakt me kwaad.
Door Marie is mijn dag verpest.
Zijn gestuntel geeft me stress.
Ontmantelen door:
- “Op welke manier zorgt x voor y (specifiek)?”
- Welk gedrag van mij heeft ervoor gezorgd dat je kwaad wordt?
- Wat veroorzaakt het precies?
- Wat doe ik specifiek wat ervoor zorgt dat jij ervoor koos om je slecht te voelen?
- Wat is er precies veranderd?
- Wat is er precies veranderd door wat ik deed?
- Hoe gaat het in zijn werk dat wat ik doe ervoor zorgt dat jij kwaad wordt?
- Komt het enkel daardoor dat je verdrietig bent geworden?
- Wie zegt dat? Hoe kom je erbij?
- Hoe weet je dat? (“Ik voel mijn hart tekeer gaan.”
- Heb je ooit wel eens gehad dat iemand stuntelde en dat je toen geen stress kreeg?
- Wat maakt dat Marie's gedrag ertoe leidt en de oorzaak ervan is dat jij ervoor kiest om stress te voelen?
Vervorming: Complexe equivalentie (A=B)
Twee dingen worden onterecht als synoniemen gezien.
Ze snauwt altijd naar me: ze heeft een hekel aan mij.
Ontmantelen door:
- Hoe kan A gelijk staan aan B? Hoe betekent haar geschreeuw precies dat ze je niet mag?
- Zou A ook C kunnen zijn / betekenen? Heb jij ooit naar iemand geschreeuwd die je heel erg mag?
- Wat zegt haar gesnauw over het wel of niet een hekel hebben aan iemand?
Vervorming: Vooronderstelling
Als je nou eens begreep hoe belangrijk school is zou je harder studeren.
Ontmantelen door:
- In iedere zin is bijna ieder woord wel een vooronderstelling. Vraag je af wat er allemaal in de zin wordt voorondersteld en stel dat aan de kaak.
- ”Wat zorgt ervoor dat jij aanneemt dat ik het belang van school niet weet?”'
- ”Wat maakt dat je aanneemt dat die uitspraak ook voor mij geldt?”
- ”Wat maakt dat je denkt dat ik niet hard studeer?”
Meer metamodel (achtige) vragen
Stiltetolerantie
We beginnen deze extra lijst met iets wat eigenlijk geen vraag is: stiltetolerantie! Wees gewoon stil zodat de ander vanzelf meer informatie geeft.
Vragen naar concreet waarneembaar gedrag: Visueel en Auditief
‘Wat heb je gezien/gehoord waardoor je die indruk hebt?'
Gebruik het woord ‘specifiek'
- “Hoe specifiek….”
- “Welke specifiek?”
- “Wie specifiek?”
Vraag naar de kwantiteit
- “Hoeveel?” “
- Hoe erg is de schade precies?”
- “Hoe vaak gebeurt het?”
- “Op welke momenten?”
- “Altijd of soms?
- “Alleen in een bepaalde context?”
Gebruik een herkader-vraag
Herkader het, bijvoorbeeld met de wereldmodel-herkadering. Hiermee label je het duidelijk als een mening, in plaats van een feit:
- “Geloof/denk jij dat?”
- “Wat maakt dat je dat denkt?”
- “Wanneer heb je dat besloten?”
Simpelweg doorvragen
Geef een open uitnodiging om het toe te lichten:
- “Vertel me er wat meer over.”
- “(Je noemt x) en wat nog meer?”
- “Vertel me erover.”
- “Vertel!”
- “Kan je dat toelichten?”
- “Kan je me daar iets over vertellen?”
- “Wat bedoel je precies?”
Denk gewoon aan andere manieren om te downchunken
Iedere metamodel-vraag is een downchunk-vraag: je zoomt in op specifiekere stukjes informatie. Dus je kunt ook gewoon denken aan de verschillende manieren om te downchunken. Bijvoorbeeld:
- Ga op zoek naar de onderdelen zijn van het geheel. Zegt iemand: “Het is een stomme dag,” dan denk jij aan de onderdelen van een stomme dag: “Wat is er zo stom aan?
- Vraag naar voorbeelden: “Wat zijn hier voorbeelden van? Kan je daar een voorbeeld van geven?”
De 5 W-vragen
Je kan ook aan de 5 w’s denken. Je kan ‘wie, wat, waar, waarom en wanneer’ vragen om steeds als een kind door te vragen om tot het kernprobleem, de oorzaken en de oplossingen te komen.
- Wie? Met wie? Voor wie? Zonder wie? Over wie?
- Wat?
- Waar?
- Waarmee?
- Waarvoor?
- Waarheen?
- Waartegen?
- Waarover?
- Waarom… Maar niet letterlijk het woordje ‘waarom'! Dus: “Wat maakt dat…” “Wat is de reden dat…”
Om wie/wat gaat het precies?
De waarom-vraag in het metamodel
Het is heel goed om de waarom-vraag te stellen. Je kunt deze vraag extra verfijnen door géén open vraag te beginnen met het letterlijke woordje “waarom”. Het woordje “waarom” staat dan ook niet letterlijk in het Meta Model.
Dat komt omdat waarom vaak als een verwijt klinkt. “Waarom heb je dat gedaan?” of “Waarom is die taak nog niet af?” Je geeft de ander – vaak onbedoeld – de indruk dat deze iets verkeerd heeft gedaan. Het klinkt veel vriendelijker als je vraagt “Wanneer verwacht je dat deze taak af zal zijn?”
Gebruik dus liever niet letterlijk het woordje ‘waarom'. Gewoon ‘waarom' werkt niet zo goed, want het creëert verdediging: je roept iemand ter verantwoording en de ander wil zichzelf dan alleen maar rechtpraten en rechtvaardigen.
Of de ander zal zeggen: ‘’Omdat ik het zei.’’ Het letterlijke woord ‘waarom' roept weerstand op. Toch is deze vraag erg krachtig en verrijkend voor een gesprek. Hoe lossen we dit probleem op? Simpel: door de waarom-vraag met andere woorden te stellen.
Pas op met het woordje “waarom” en gebruik deze alternatieven:
- In plaats van ‘waarom', kun je zeggen: “Wat inspireerde je om… te doen?”
- Wat is de reden dat…?
- Wat maakt dat…? Bijvoorbeeld: Wat maakt je boos? In plaats van: Waarom ben je boos?
- Hoe komt het dat…?
- ‘Dat is interessant, hoe komt dat zo?'
- Hoe denk je dat dat komt?
- Waardoor komt dat?
- ‘Wat maakt dat je dat zou zeggen/doen/vragen?'
- Wat maakt dat x?
- ‘Wat zijn de oorzaken? Waardoor gebeurt het? Wat maakt dat dat gebeurt?'
- Waarom die keuze? Welke factoren speelden mee om tot die keuze te komen?
- Stel vragen over waarden. ‘Waarom is dit belangrijk?'
‘Als een vraag begint met ‘waarom’, dan wordt er vaak om uitleg gevraagd. De klank van deze vragen is meestal, waarom doe je dat zo? Je voelt ‘m al, de kans is groot dat de ontvanger dan in de verdediging schiet. Het roept weerstand op. Deze heeft dan het idee dat hij of zij zich moet verantwoorden. Dit creëert geen gelijkwaardigheid (verbinding) in een gesprek, maar eerder discussie en/of strijd. Het lijkt vaak of de vraagsteller het beter weet (voor de ontvanger), maar vaak denkt hij of zij anders over iets (en dat mag).'
– Arnout van Nieuwkoop
Overige vragen
Al deze vragen zijn erop gericht om te downchunken, dus om de boodschap van je gesprekspartner te specificeren:
- Vraag naar feitelijke stukjes informatie: “Waar baseer je dat op? Waar is je interpretatie op gestoeld?” “Op welke feiten heb je dit gestoeld?”
- Vraag naar bewijzen en argumentatie: “Hoe weten we dat?” “Hoe komt dat zo?”
- Zorg dat in iedere zin het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp duidelijk is: “Tussen wie/wat?”
- “Op welke manier (zijn die mensen walgelijk?).”
- Vraag naar iemands bedoeling: “Wat bedoel je daarmee?” (Dit is wel een upchunk-vraag, dus hiermee is er wel kans dat hij juist breed gaat antwoorden dus vraag het specifieker: voeg het woord “precies” toe)
- Vraag naar criteria: “Welke criteria gebruik je voor jouw beoordeling:”
- Trek het nut van de bewering in twijfel: “Heb ik wat aan deze bewering?”
- Trek de feitelijkheid ervan in twijfel: “Is dat waar? Is dat absoluut waar?”
- Vraag om een definitie van sommige woorden. “Wat versta je onder {nominalisatie}?” “Wat betekent perfect voor jou?”
- Doe – net als Socrates – alsof je de betekenis van een woord niet weet, en vraag om de betekenis. Dit kan tot verrassende inzichten leiden: “Wat is samenwerken eigenlijk?”
- Herken denkfouten en drogredenen. Klik op de linkjes voor alle vragen om deze te ontmaskeren.
Opmerkingen bij het metamodel
Voordat je aan de slag gaat met het metamodel is het belangrijk op de volgende zaken te letten:
- Pas op: gebruik je rapport-technieken om het harde ondervragende karakter van het metamodel te compenseren. Nog beter: zorg dat er eerst rapport is.
- Verander jezelf niet in een meta-monster die iedereen om zich heen van zich afschrikt met het meta-model: “Hoe specifiek houd je van mij?”
- Je kunt het harde karakter ook verzachten door het gebruik van taalverzachters: “Ik ben nieuwsgierig” of “ik vraag me af”.
- Neem een zachte stem op en wees tactvol.
- Weet wat je wil bereiken, zodat je geen irrelevante info krijgt.
- Stem af: misschien wil iemand alleen maar klagen. Dan is het juist tijd voor ‘vibing’: lekker meegaan met de emoties en het vage geklaag. Gebruik dan geen metamodel en stem af op de situatie! In bepaalde situaties gebruik je het metamodel dus niet om kritiek te geven of om het ergens niet mee eens te zijn. Iemand kan zeggen: “Ik moet echt een biertje hebben. Laten we er eentje halen.” Dan is de subcommunicatie: “Laten we sociaal viben.” Ander voorbeeld: “Wow man, kijk eens naar dat gebouw, die is echt de grootste van ze allemaal!” Dan zeg je niet: “Maar heb je New York gezien? Die stad vermorzelt deze plaats met gemak.” Maar wel: “Wow, dat is super groot man!”
- Het metamodel gebruik je het liefst niet om uit te dagen, maar om nieuwe perspectieven en ideeën te creëren, om bronvolle overtuigingen te verkrijgen en om andere perspectieven te ontwikkelen.
- Doe alsof je het niet begrijpt of van niks weet, in plaats van de ‘alwetende coach’ te spelen.
- Naarmate je het metamodel toepast, kun je aan de gebaren en lichaamstaal van een persoon zien dat er steeds meer beweging komt in een idee dat eerst vast leek te zitten. Bijvoorbeeld: Iemand wijst statisch in de lucht: ‘Die mensen zijn verschrikkelijk.' Dan komt de metamodel-vraag: ‘Wat doen ze precies waardoor ze zo verschrikkelijk zijn?' De andere persoon kan dan opeens actieve gebaren richting de grond maken: ‘Ze doen A, B en C.' Opeens wordt de situatie actief en komt er beweging in het vastzittend moeras!
- Je bent niet per se klaar na één metamodel-vraag. Je kunt ook meerdere metamodel-vragen stellen voor één casus. ‘Dingen zitten me tegen.' ‘Hoe specifiek zitten dingen je tegen?' ‘Op mijn werk zitten dingen mij tegen.' ‘Hoe zitten dingen op het werk je tegen?' ‘Mijn baas zit me tegen.' ‘Oh… Hoe specifiek zit je baas jou tegen door wat hij doet?' ‘Mijn baas stelt eisen aan mij die ik onredelijk vind.'
Praktijkvoorbeeld van dit NLP-model
Zit je ergens mee?
– Binnenkort heb ik een periode met tentamens.
Je zei tegen mij dat je het moeilijk vindt?
– Het gaat over woon- en huurrecht. Het is de vijfde keer dat ik het tentamen doe, het is voor mijn Propedeuse, en het is best ingewikkeld.
Waarom denk je dat het moeilijk is?
– Ze maken het tentamen zo moeilijk.
Wie is ze?
– De leraren.
De leraren maken het tentamen moeilijk.
– En hoe!
En hoe weet je dat dan?
– Dit is al de vijfde keer dat ik het tentamen moet maken! Er zijn al heel veel studenten gestopt met de studie.
Hoe weet je dat?
– Dat zeiden ze zelf en ik zag het aan de percentages.
Zouden zij om die reden gestopt zijn?
– Ja, want ik heb uitstel gekregen dus ik macht op de opleiding blijven, maar de rest mocht er niet op blijven.
En de rest: hoeveel mensen zijn dat precies?
– Dat weet ik niet.
Zijn dat er wel veel of weinig?
– Voor mij zijn het er wel veel, want ik zie veel studenten niet meer, en ik had het van een ander gehoord.
Als ik je zo zie ben je wel iemand die de focus kan hebben om op zaterdag naar de bibliotheek te gaan om te studeren.
– Dat moet.
Van wie moet dat?
– Van mezelf. Ja, ik was vorig jaar zo lui, ik had er helemaal geen zin in. En dit jaar heb ik besloten OK, nu ga ik er echt voor.
Maar wat nou als je het niet doet?
– Dan haal ik het weer niet, en moet ik weer voor een herkansing gaan.
Ja! Dan zit er niks anders op dan hier wel gefocust te zitten studeren.
– Heel goed, dan ben ik toch wel nieuwsgierig, want je bent wel goed voorbereid, maar toch lijkt het je moeilijk.
Nu ben ik met andere rechtsvakken bezig, en binnenkort ga ik echt beginnen met studeren.
– En wat is binnenkort precies?
Deze week.
– En deze week, is dat aankomende maandag al of…
Nu je het zegt, even kijken… aanstaande dinsdag.
– Je vertelde dat je wel goed voorbereid zal zijn, maar je bent er nog niet helemaal zeker van?
Jawel, ik ben er klaar voor, ik weet het, ik kan het aan, maar als ik het tentamen voor mijn neus krijg houdt het gewoon op.
– Wat houdt dan precies op?
Ik denk dan: Wat staat hier nou precies? Snap ik het wel goed of niet goed?
– Dus die focus is dan opeens minder helder, terwijl het wel helder was toen je het aan het leren was.
Maar hoe weet je dat het dan niet goed gaat op dat tentamen?Omdat het echt heel moeilijk is.
– Is het echt heel moeilijk?
De vragen worden op universitair niveau gesteld.
– Zijn er ook uitzonderingen, dus vragen die juist heel makkelijk zijn?
Jawel, dat komt ook voor, maar de meesten zijn echt van hoog niveau.
– En met de meesten bedoel je? De helft of…
Meer dan de helft. 25% is echt makkelijk, maar 75%….
– En, echt niet?
Veel antwoorden lijken op elkaar, dus dan kom je er echt niet uit.
– En jij bent daarvan overtuigd, dat je er niet uit komt.
Ja, ik kom er gewoon niet uit, dan denk ik laat maar, het lukt niet.
– Ja, ik kan het wel maken, maar de antwoorden lijken gewoon op elkaar, dat is het!
De antwoorden lijken op elkaar. Welke antwoorden dan?
– Er zitten altijd van die instinkertjes in.
Ik sloot het gesprek nog even positief af. Een ander voorbeeld:
Wie wordt ouder?
– Ik.
Ouder in vergelijking met wat?
– Ouder in vergelijking met mezelf vroeger.
Hoe ouder?
– Langzamer, lichaam doet niet meer wat het vroeger kon?
Wat kan je lichaam dan niet?
– Het wordt langzamer, stijver, ouder, en dat is een logisch proces ook.
Hoe werkt dat verouderingsproces?
– Vraag dat maar aan God. Of aan je biologieleraar.
Hoe weet je dat je ouder wordt?
– De leeftijd, de tijd.
Wat betekent oud voor jou?
– Wijs, ervaring.
Het is eigenlijk geen probleem, maar ik merk alleen dat de krachten wat afnemen. En dat ik niet meer de dingen kan doen die ik vroeger kon doen.
– Wat specifiek?
Bukken, knielen, lange dagen in de winkel staan. En mijn ogen gaan achteruit, en ik word doof, ik hoor niet meer goed.
– Waar baseer je dat op?
Op ervaring.
– Wat heb je ervaren?
Dat het moeilijker gaat, dat het moeizamer gaat.
Uitspraken uit het gesprek volgens het metamodel
Weglating:
Ontbrekend referentiekader:
– Ze maken het tentamen zo moeilijk.
– Wie is ze?
Ontbrekend referentiekader:
– Ik heb uitstel gekregen dus ik macht op de opleiding blijven, maar de rest mocht er niet op blijven.
– En de rest: hoeveel mensen zijn dat precies?
Ontbrekend referentiekader:
– Ja, ik kan het wel maken, maar de antwoorden lijken gewoon op elkaar, dat is het!
– De antwoorden lijken op elkaar. Welke antwoorden dan?
– Er zitten altijd van die instinkertjes in.
Vergelijkende deletie:
– Nu ben ik met andere rechtsvakken bezig, en binnenkort ga ik echt beginnen met studeren.
– En wat is binnenkort precies?
– Deze week.
– En deze week, is dat aankomende maandag al of…
– Nu je het zegt, even kijken… aanstaande dinsdag.
Eenvoudige deletie:
– Jawel, ik ben er klaar voor, ik weet het, ik kan het aan, maar als ik het tentamen voor mijn neus krijg houdt het gewoon op.
– Wat houdt dan precies op?
Eenvoudige deletie:
– Jawel, dat komt ook voor, maar de meesten zijn echt van hoog niveau.
– En met de meesten bedoel je? De helft of…
– Meer dan de helft. 25% is echt makkelijk, maar 75%….
Vervorming:
Waardeoordeel of mening waarin de bron ontbreekt:
– De leraren maken het tentamen moeilijk
– En hoe weet je dat dan?
Waardeoordeel of mening waarin de bron ontbreekt:
– Er zijn al heel veel studenten gestopt met de studie.
– Hoe weet je dat?
Waardeoordeel of mening waarin de bron ontbreekt:
– Maar hoe weet je dat het dan niet goed gaat op dat tentamen?
– Omdat het echt heel moeilijk is.
Modale werkwoord van noodzakelijkheid:
– Dat moet.
– Van wie moet dat?
– Van mezelf.
– Maar wat nou als je het niet doet?
Generalisatie:
Universele alles-of-niets aanduiding:
– Omdat het echt heel moeilijk is.
– Is het echt heel moeilijk?
– De vragen worden op universitair niveau gesteld.
– Zijn er ook uitzonderingen, dus vragen die juist heel makkelijk zijn?
– Jawel, dat komt ook voor, maar de meesten zijn echt van hoog niveau.
Oefening: het metamodel herkennen en reproduceren
Schrijf ieder metamodel-patroon op een kaartje. A houdt een kaartje met een patroon omhoog. B maakt een voorbeeld-zin. C ziet het kaartje niet, maar hoort de voorbeeld-zin wel van B. Daarna benoemt C om welk patroon het gaat, en of het een weglating, generalisatie of vervorming is.
Oefening: een verhaal maken met het metamodel
Maak een kring. Ieder persoon draagt 2 zinnen bij aan het verhaal. Zo ga je de cirkel langs. Steeds als iemand anders aan de beurt is, maakt hij gebruik van een bepaald metamodel-patroon (ga een lijstje af) om de twee zinnen van het verhaal verder te construeren. Zorg dat iedereen minstens twee keer aan de beurt is geweest per metamodel-patroon (kleine cirkels).
Oefening: trainen met het metamodel als coach
Na het doen van deze oefening kun je voortaan vage taal herkennen als je het tegenkomt. Dan kun je ervoor kiezen om het onschadelijk te maken of om het te negeren. Gebruik de stappen uit deze oefening met alle onderdelen van het milton model, wat het tegenovergestelde van het metamodel is.
- A zegt een zin die vage taal bevat. Bijvoorbeeld: “Ze behandelen me slecht.”
- B identificeert de vaagheid en stelt een metamodel-vraag.
- A antwoordt.
- B calibreert: hoe voelt A zich na die informatie en hoe uit zich dat in zijn lichaamstaal en stem?
- Eventueel kan B daarna nog een laag dieper specificeren met een extra vraag (je kunt eeuwig doorgaan of tot je een klap krijgt).
- Persoon C kalibreert constant op het innerlijk en het uiterlijk van A en B, maar vooral op A, en vergelijkt de verschillen tussen eerst en na. Eventueel laat je C de naam van het metamodel-patroon benoemen. Na de metamodel-vragen is het probleem misschien gevisualiseerd, specifieker, concreet en minder abstract voor A, en is hij blijer en geconcentreerder op wat hij wilde vertellen.
- Heeft persoon C het fout, dan kan A en/of B het goede antwoord geven (zeg niet ‘nee' of ‘fout', maar geef het goede antwoord).
Combinatieoefening
Doe dezelfde oefening, maar A zegt niet meer één, maar twee en dan drie vaagheden in een zin. Bijvoorbeeld: ‘’Het is een gewoonte hier om thee te drinken in de middag en ik weet dat je dat niet lekker vindt, en het zorgt ervoor dat ik boos word op je.’’
Alle patronen onder de knie krijgen
Ieder geeft aan met welk metamodel-onderdeel hij nog moeite heeft. Behandel enkel die patronen tijdens het doen van bovenstaande oefening.
Oefeningen om het metamodel in het wild te gebruiken
- Voer een gesprek met iemand en stel metamodel-vragen met het doel om tot de kern van het probleem of de mening van de ander te komen. Zoals altijd observeer je jezelf na het gesprek vanuit de derde positie en geef je jezelf feedback.
Neem het gesprek op en schrijf uit welke uitspraken van de ander een ‘overtreding' van het metamodel waren (tenminste een in iedere hoofdcategorie: weglating, vervorming en generalisatie). Schrijf achteraf op wat je, uitgaande van alle opties die het metamodel biedt, anders/extra had kunnen doen in het gesprek. - Bekijk een zakelijke brief/artikel/verslag/memo/notulen en ga na welke metamodel-vragen gesteld kunnen worden om de boodschap voor iedereen duidelijk te maken.
- Stel een vraag aan een instantie/organisatie/winkel en ga voor jezelf na welke metamodel-vragen je exactere informatie kunt krijgen.
- Iedere keer wanneer je een opdracht krijgt, bijvoorbeeld op je werk, stel je metamodel-vragen zodat je exact weet wat van jou verwacht wordt en wat de ander met de opdracht bedoelt.
Het metamodel is niet per se bedoeld om iemand te pesten, integendeel…
Natuurlijk kun je het metamodel gebruiken om mensen te wijzen op zijn/haar ‘bullshit', maar het metamodel kan ook een heel andere, respectvolle, zelf-reflecterende intentie hebben…
Heb je gehoord van ‘De kaart is niet het gebied', oftewel: iedereen ziet de werkelijkheid op een andere manier? In het kort:
- Je vat maar een klein deel van de realiteit, vervormt en generaliseert het ook flink en plaatst dat in je eigen ‘kaart van de wereld’.
- Vervolgens communiceer je – door middel van de beperkte kracht van woorden – ook maar een klein deel van je kaart van de wereld naar andere mensen toe.
- En tot slot vangen anderen die woorden ook op een totaal andere manier op dan jij – de zender – ze bedoeld had. Andere mensen geven andere betekenissen aan die woorden omdat ze heel andere generalisaties, vervormingen en weglatingen hebben. Bovendien worden jouw woorden – die al een weglating, vervorming en generalisatie zijn – ook nog eens vervormd, weggelaten en gegeneraliseerd door de ontvanger van jouw woorden.
Het metamodel is een uitstekend (linguïstisch) middel om iemands kaart van de werkelijkheid uit te vragen en te ontdekken, zodat jij meer begrip hebt voor hoe de andere persoon dingen ziet én zodat je jouw eigen kaart van de wereld kunt betwisten.
Het metamodel helpt je namelijk om voor jezelf een gedetailleerdere representatie te creëren van de gesproken woorden van de ander – en daarmee ook de ervaring waarnaar verwezen wordt met die woorden.
Als iemand zegt: ‘Ik heb dit geweldig gevoel van vrijheid', dan zou jij kunnen denken: ‘Hmmm, vrijheid hè, dat is zo'n nominalisatie… Daar moet ik een stokje voor steken. Wie is precies vrij? En waarover dan precies?' Nee, daar gaat het niet om.
Het gaat erom dat je jezelf uitdaagt: niet aannemen dat ‘vrijheid' voor de andere persoon dezelfde ‘vrijheid' is die jij ervaart. Met andere woorden: het is een daad van empathie – in de schoenen van de ander stappen, oftewel de tweede waarnemingspositie aannemen.
Je krijgt begrip over hoe anderen hun (per definitie beperkte) model van de wereld bouwen via hun nominalisaties, universele kwantificeerders etc.
Hoe meer informatie je verzamelt over iemands subjectieve ervaring, hoe eenvoudiger het is om in de tweede waarnemingspositie te stappen – de empathische positie. Je kunt dan beter begrijpen wat de andere persoon ervaart.
Met het metamodel kun je eenvoudiger in de kaart van de wereld van die andere persoon stappen, doordat je wilt ontdekken wat de achterliggende structuur is achter de woorden die een persoon gebruikt. Niet per se om de ander te pesten, maar dus om je eigen generalisaties, vervormingen en weglatingen 'te pesten'.
In sociale situaties willen mensen gewoon viben, empathie delen en bitchen op die ene vervelende baas. Dan zitten ze niet te wachten om gecorrigeerd te worden met het meta model. Auteur Elke Wiss zei hier ook iets heel moois over:
Verdraag de irritatie die je bij je gesprekspartners oproept. Dat hoort erbij. Mensen zitten er niet altijd op te wachten om bevraagd te worden op hun uitspraken. Bij het meta model klets je juist niet mee, geef je juist geen advies en reageer je niet per se empathisch. Dat kan bij de ander weleens tot irritatie leiden, wat helemaal niet erg is. Zonder wrijving geen glans, toch? Als irritatie zich aandient, betekent dat vaak dat je een prikkelende vraag hebt gesteld. Of een goed punt hebt. Dát is het punt. Mensen voelen zich beschaamd omdat ze zich bewust worden van hun eigen onzin. Dus een oplossing is: aankondigen en toestemming vragen om dit soort vraagtechnieken te gebruiken, kan helpen. Socrates deed het altijd. Dat is goed, zodat je een onverwachts politieverhoor kunt vermijden.
– Elke Wiss
Beluister deze informatieve podcast over het Metamodel
Jasper Geluk heeft een oplossing bedacht op het gegeven dat er voor ons in Nederland nog geen begrijpelijke audiovisuele bron bestaat om het metamodel mee uit te leggen. Het is dus een aanrader om de tijd te nemen om onderstaande video te bekijken.
Samengevat: wees elke dag bezig met (metamodel-)vragen stellen voor meer helderheid
Helderheid en transparantie zijn een van de belangrijkste dingen in het leven. Als je dit beheerst, kun je alles oplossen of je kunt besluiten dat iets niet op te lossen is en dat je er geen tijd aan hoeft te besteden. Train dit elke dag. Bij alles wat je denkt, bij iedere vraag en bij alles wat er in je opkomt…
- Wat bedoel ik hiermee?
- Wat bedoel jij ermee?
- Wat wil ik weten?
- Waar wil ik specifiek naartoe?
- Waar sta ik nu dan?
- Enzovoorts…
Succes met het gebruiken van het metamodel om ruis in communicatie te voorkomen (naast alle andere effecten van dit model)! Het metamodel is een belangrijk onderdeel van de NLP Practitioner Opleiding.
Praktisch boek over het metamodel (bekroond!)
Vond je dit een zinvol artikel? Dan wijs ik je tot slot graag op het inspirerende NLP Doe-Boek, zodat we het ook samen in de praktijk gaan brengen. Hierin zitten meer dan 100 verschillende tools, tips en technieken van NLP, waaronder bruikbare challenges om met het metamodel aan de slag te gaan. Bekijk het NLP Doe-Boek hier >>
Gerelateerd: lees verder...
Wil je nog meer tips zoals deze? Meld je dan hieronder eventjes aan voor een leuke NLP-bonus zodat je niks mist:
Momenteel volg ik de opleiding bij het UNLP in Amsterdam. De informatie van het NLP college zie ik al een welkome aanvulling.
Goed bezig Karin.
Dank voor de waardevolle aanvullingen en verduidelijkingen. 🙂
Hoi Rubin,
Een vraag over onderstaande.
De vraag: ‘met wie?’ lukt mij nog niet om deze te verbinden aan bovengenoemde uitspraken.
Zou je mij hiervan een voorbeeld willen geven? Alvast dank voor je reactie.
In bepaalde culturen zijn ze heel gewelddadig.
Mensen zijn niet te vertrouwen tegenwoordig.
Die mensen zijn verschrikkelijk.
Dingen zitten me tegen.
Het sales-team presteert niet goed.
Ontmantelen door:
Over welke mensen hebben we het?
Waar precies?
Met wie?
Voor wie?
Wat/wie bedoel je specifiek?
Over welk voorbeeld heb je het?
Ah, wat ik bedoelde was: ten opzichte van wie. Eigenlijk gewoon het meewerkend voorwerp. Dat kan dus zijn: met wie. En: ten opzichte van wie.
Hoi Rubin,
Dank voor je reactie. Ik zie dat ik mijn mail anoniem verstuurd heb.
Was niet mijn bedoeling:-).
Hartelijke groet,
Aad Verschoor